Eén week per maand is het zover. Je kan er de klok op gelijk zetten. Het is een doordeweeks dag. Ik moet morgen weer om zes uur op dus ik ga vroeg naar bed. Ik doe mijn oordoppen in, het licht uit, een warm kruikje tegen mijn buik en leg mijn hoofd te rusten. En, ongehinderd door enige prikkel, slaat mijn vrij associatieve geest op hol. Het lijkt wel een kleine overactieve terriër, rondjes rennend, blaffend, achter zijn eigen staart aan. “Rustig maar, het is goed”, probeer ik nog een paar keer. Tevergeefs: mijn geest viert feest.

Wist je dat tranen van verdriet andere chemische stoffen bevatten dan tranen van vreugde? Dat wisten we natuurlijk eigenlijk al. Waarom vinden we het anders goed dat je huilt als je verdrietig bent? Dan raak je iets kwijt, iets anders dan als je lacht. Dat kan je op je klompen nagaan. Toch moet het ook wetenschappelijk bewezen worden, want dat vinden we fijn. Dan is het echt, dan is het waar. Kijk maar naar boeken als: ‘paarden spreken’, van Margrit  Coates. Ze probeert haar aannames wetenschappelijk te onderbouwen om serieus genomen te worden. Zo schrijft ze op blz. 24 dat twee professoren uitgebreid onderzoek hebben gedaan naar de gevoelens en het verstandelijke leven van koeien en concludeert daaruit dat het bewezen is dat paarden een innerlijke wereld hebben die vergelijkbaar is met de onze. Wat een lariekoek!

Natuurlijk hebben paarden een rijke innerlijke wereld. Dat weet iedereen die met paarden werkt, daar is helemaal geen ‘bewijs’ voor nodig, en zeker niet ‘bewijs’ dat geen enkele wetenschapper serieus zou nemen. We kunnen ook gewoon zaken aannemen omdat we ze weten, of misschien nog helemaal niet zo goed weten, maar waar we wel mee kunnen werken, leven, van genieten. Alsof alles waar moet zijn. Alsof we alles moeten ‘weten’.

De wetenschap is het grootste instituut dat gebaseerd is op onwetendheid. Ze dankt er haar bestaan aan. Ze bestaat enkel bij gratie van het onbekende. Als we alles al wisten was de wetenschap overbodig. Negentig procent van ons heelal is ‘onzichtbaar’. We weten niet waar het uit bestaat, we weten niet welke krachten daar spelen. Wij kunnen slechts tien procent van het bestaan wetenschappelijk verklaren. En daarom, juist daarom triomfeert de wetenschap, vanwege alles wat we niet weten. Als je alles wetenschappelijk wilt verklaren kom je dus niet zo ver.

Wees blij als iets niet bewezen is, kun je er nog heerlijk veel over ontdekken en leren. En dat kunnen we niet alleen overlaten aan onze vijf zintuigen. Deze zijn beperkt. We zien de violette kleurentaal van de vlinders niet met ons blote oog. We horen de sonargeluiden van de vleermuis niet met ons naakte oor. Maar ze bestaan wel. We leven dagelijks met het onbekende zonder er notie van te nemen. Wie weet ontwikkelen we over een aantal jaar ook instrumenten waarmee iedereen aura’s kan zien, energievelden en uitwisselingen kan meten. Tot die tijd kun je niet beweren dat deze zaken niet bestaan omdat het simpelweg wetenschappelijk nog niet bewezen is. Dan zou negentig procent van de werkelijkheid niet bestaan.

De wetenschap gebruikt zelf trouwens totale nonsens om zijn gelijk te bewijzen. Elke wiskundige weet dat de nul niet bestaat, toch rekenen wij ermee. Iedere natuurkundige weet dat tijd relatief is, toch moet je precies om 8.15 op je werk zijn. Geen enkele neuroloog heeft ooit een gedachte gezien als hij de hersenen van een patiënt opensneed. Toch twijfelt niemand eraan dat wij denken. We ervaren namelijk dat we denken. Vertrouw daar maar op: op je ervaring.

Eindelijk rust voor de geestJaja, en ondertussen verlang jezelf ook naar redeneren argumenteren en bewijzen aanvoeren totdat er een of andere conclusie gevormd wordt. Zo is het wel genoeg. Dank je wel geest. Ik heb even genoten van je productiedrift, maar nu is het  tijd om te slapen. Mijn lichaam wil rusten en mijn ziel verlangt naar dromen.