Drie havo. De klas zit bomvol en de leerlingen zijn muisstil. Ik lees een verslag voor van de gevangenispsycholoog die aanwezig was bij de veroordeelden tijdens het Neurenberger proces in 1946. De psycholoog verteld hoe de gevangenen hun vonnis ontvangen. Drie  verdachten worden vrijgesproken een aantal krijgen levenslang en 12 worden ter dood veroordeeld. Alleen Speer aanvaard zijn straf als rechtvaardig. De anderen zijn verbijsterd of kunnen zich de uitspraak ‘niet herinneren’.

“Waarom hebben ze niet gewoon allemaal de doodstraf gekregen?”, vraagt een leerling verbaasd. “Ze wisten toch heel goed wat ze deden?” De meeste leerlingen zijn het met haar eens. Als je meewerkt aan de moord op 5 tot 6 miljoen mensen verdien je zelf ook de doodstraf. De leerlingen vinden unaniem dat de gevangenen allen schuldig zijn aan misdaden tegen de menselijkheid.

En de kleine radartjes in het grote geheel? Zijn die ook schuldig aan misdaden tegen de menselijkheid? Dat vinden de leerlingen lastiger. De vraag is al vaak gesteld en leidt onherroepelijk tot morele dilemma’s. Bij mij roept het de vraag op van een huidig probleem. Wij weten allen dat de manier waarop we nu met onze aarde omgaan verkeerd is. We verstoren een kwetsbaar evenwicht dat op een gegeven moment niet meer te herstellen is. Door deze verstoring zullen generaties na ons met een ongelofelijk groot probleem opgezadelt worden. Miljoenen zullen sterven door gebrek aan voedsel, door overstromingen en andere uitwassen die de klimaatverandering met zich mee brengt.

StruisvogeltactiekToch weigeren we massaal onze auto’s op te geven, onze uitstoot te beperken, onze energiegebruik terug te dringen, vegetarisch te worden, minder kinderen te krijgen, ons consumptieniveau aan te passen. Wij zijn immers maar radartjes in het grote geheel. Wij verschuilen ons achter de nietigheid van het individu. Zullen de leerlingen van drie havo over honderd jaar ons schuldig verklaren aan een misdaad tegen de menselijkheid?