We leven in een tijd van tomeloos optimisme. Eerst en voor alles wordt er van ons verwacht dat we van het leven genieten. We omarmen met liefde onze tegenslagen. Dapper zetten we alle narigheid om in leermomenten en groeimogelijkheden. We beseffen dat het leven een geschenk is. Blijmoedig aanvaarden we de reis. Ondertussen vergeten we te rouwen om dat wat niet is, dat wat ons verdriet doet, pijn doet. Dat waar we op gehoopt hadden, maar dat we nooit gekregen hebben.
Ik nodig je uit om met mij af te dalen. Naar beneden in de kloof die ons landschap doorsnijd. Als je goed kijkt zie je een poort aan de rand van de afgrond. De poort biedt toegang tot een pad dat langs de rotswand naar beneden kronkelt. Het pas is met liefde gemaakt. De stenen zorgvuldig naast elkaar gelegd om het afdalen makkelijk te maken. Het landschap is dor. Verdroogde planten knisperen in de wind. Langs het pad staan torentjes van stenen van allen die ons voorgegaan zijn.
Ik daal af met mijn man. In onze zakken hebben we twee schrijfblokjes, twee pennen, een kaars en een aansteker. Onderweg bouwen ook wij een torentje. Af en toe staan we stil. Het landschap is indrukwekkend. Bijna beneden zien we een kerkje liggen. Er stroomt een rivier langs. De rivier stroomt onder een brug door via meerdere watervallen naar beneden, nog dieper de kloof in. Er groeien vijgenbomen uit de rotsen. Het paadje loopt verder door de kloof naar een enorm rotsblok met een uitsparing waar je een vuur kunt maken om je te warmen. We betreden het kerkje. Er ligt water op de grond en er staan twee stoelen. Achter een wit hek, op het bescheiden altaar staat een icoon van Maria. We gaan zitten en beginnen te schrijven.
We schrijven op waar onze ideale partner aan moet voldoen. Ik beschrijf mijn ideale man, mijn man zijn ideale vrouw. We schrijven in het besef dat we nooit de ideale partner zullen vinden. Het idee van de ideale partner stoort wel ons samenzijn. Ergens diep van binnen hopen we dat we ooit de ideale partner vinden. En als dat niet lukt kunnen we misschien onze huidige partner veranderen in de ideale partner. Of van diegene verwachten dat hij of zij zichzelf in de ideale partner veranderd.
Daarna schrijven we op waar we vinden dat wijzelf als ideale partner aan zouden moeten voldoen. Ik beschrijf mijzelf als ideale vrouw voor mijn man. Mijn man beschrijft zich als de ideale man voor mij. We weten wel dat we nooit de ideale partner voor elkaar kunnen zijn. Toch nemen we het onszelf kwalijk dat we dat niet zijn. In onze liefde voor elkaar vinden we dat de ander recht heeft op de ideale partner.
Buiten het kerkje is een nis in de muur gebouwd. Hier steken we een kaars aan. We vertellen elkaar wat we opgeschreven hebben. We huilen, rouwen en delen het verdriet. We vergeven elkaar dat we niet de ideale man en vrouw zijn, dat de ander niet de ideale man of vrouw is. We verbranden het papier. Het kaarsje en het idee van de ideale partner laten we achter bij de ideale vrouw op het altaar. Daar vindt ze wellicht een plaats. Ons hart is vrij. We klimmen weer omhoog uit de afgrond om ons suf te genieten van de zon, de Middellandse Zee en elkaar.