Een zwart gat in het bos. De aarde vers omgewroet. Waarschijnlijk een everzwijn. Wortels steken aangevreten en geknakt uit de donkere aarde. Rottende herfstbladeren en resten van oude beukennoten liggen her en der verspreid. In de diepte ligt een kleine witte steen. Onaangetast door de chaos. Stralend schoon.
Het doet me denken aan fusie. Hoe blijf je als medewerker stralend schoon terwijl alles om je heen ruw uit elkaar getrokken wordt? Collega’s met bloedend hart hun frustraties rond smijten? De aarde letterlijk onder je voeten weg gegraven wordt? Er een wild zwijn door je organisatie holt?
Ik bewonder de kleine steen. Hoe heeft zij het voor elkaar gekregen zo smetteloos te zijn in het centrum van de consternatie? Immuun voor emoties, onbedorven door roddels, ontheven van achterdocht.
Morgen, als ik naar mijn werk ga, trek ik een schoon wit pak aan.