“Nog eentje mam, voor het slapen gaan”.
“Oké, nog eentje dan. Eens even denken”.
“Er was eens, lang geleden, zolang dat niemand meer wist hoe lang geleden, een heel klein motortje. Het motortje was zo klein dat niemand het zag. Het zoemde en snorde wel eens, maar zijn stem was zo zacht dat het werd overstemd door de wereld om hem heen.
Tot op een dag het motortje heel langzaam begon te groeien. Het groeide zo langzaam dat niemand echt doorhad dat het motortje groter werd. Hoe kon dat motortje ineens gaan groeien? Het motortje had een brandstof gevonden. Het werd gevoed door angst. Het groeide als mensen bang waren tekort te komen, niet genoeg eten te krijgen, of land, of mooie sieraden. Het groeide als mensen zich achtergesteld voelden. Hoe angstiger de mensen werden hoe groter het motortje werd. Het motortje ging daarom op zoek naar nog meer angst. Angst om afgewezen te worden, niet te voldoen, in de steek gelaten te worden, dood te gaan, je geliefde te verliezen aan een ander. Angst om verlaten te worden of niet welkom te zijn. Het motortje werd groter en groter. De mensen werden bang voor hun eigen angsten. Vaders en moeders gaven onbewust hun angsten door aan hun kinderen. De motor van angst was nu zo groot geworden dat zijn gezoem en gesnor de hele dag te horen was en het geluid van de wereld overstemde.
We moeten iets doen, riepen de mensen. En ze bedachten de goden. De goden zouden hen beschermen tegen de motor van angst. Zo ontstond het hindoeïsme, het boeddhisme, het Jodendom, het christendom, de islam en vele andere godsdiensten. Opgelucht haalden de mensen adem. Vreemd genoeg werd de motor van angst niet kleiner maar nog groter. Nu waren de mensen ook nog bang om in de hel te komen, zondig te zijn, een slecht karma op te lopen. Op een gegeven moment was de motor van angst zo groot dat hele landen code rood invoerden. De hoogste staat van paraatheid tegen het gevaar.
Was de motor dan niet meer te stoppen? Ouders deden hun uiterste best, ze zorgden heel erg goed voor hun kinderen, waren brave volgelingen van hun geloof en volgden trouw het systeem waarin ze waren groot gebracht. Tevergeefs, hun angst sijpelde door alle goede bedoelingen heen. Toen besloot een wijze groep mannen en vrouwen dat het zo niet langer kon. Ze trokken de wereld in om alle gods- en angstbeelden te verzamelen en in een hele grote zwarte doos te stoppen. Ze noemden zichzelf de strijders van het licht. Het duurde vele jaren voordat ze alle brandstof van de motor gevonden hadden. De doos was ondertussen zo groot geworden als de vulkaan de Etna. Toen hun werk erop zat, lieten ze de enorme zwarte doos oplossen in een verzengend wit licht van liefde. De motor van angst sputterde nog een paar keer en viel toen stil. Eindelijk konden de mensen het geluid van de wereld weer horen. Angst had plaatsgemaakt voor liefde. De mensen juichten, vierden zeven dagen feest en leefden nog lang en gelukkig”.
“Dat was het voor vandaag”.
“Aaaah, nog eentje?”
“Nee, lieve jongen, nu is het tijd voor bed. Zal ik het licht op de gang voor je aanlaten vannacht?”
“Nee mama, dat hoeft niet. Ik ben niet bang”.
Zo hè hè eindelijk eens tijd om het sprookje te lezen.
Mooi sprookje ! Leuk bedacht met het motortje 🙂
Ik wilnu ook wel een sprookje lezen met de strijders
Van het licht in de hoofdrol 🙂
Dikke knuffel , Joan
Ps top foto van je moeder!!